
Het voormalige woonhuis van de Joodse schrijfster Etty Hillesum aan de Gabriël Metsustraat 6 in Amsterdam wordt een gemeentelijk monument. Zo blijft het huis waar zij in 1941 en 1942 haar wereldberoemde dagboeken schreef, gespaard voor sloop.
De dagboeken van Etty Hillesum zijn heel persoonlijk, maar geven ook een goed inzicht in hoe Joden in Amsterdam in de oorlog behandeld, gediscrimineerd en vervolgd werden. Het huis waar zij woonde en werkte, is belangrijk erfgoed voor Amsterdam. En verdient daarom bescherming.
Uitzicht op Museumplein
Het huis, een voormalige koetshouderij met paardenstal, is uniek. De ramen van waarachter Hillesum uitkeek op het Museumplein, herinneren aan haar aanwezigheid. In dit huis schreef Hillesum haar dagboeken vanaf maart 1941. Het dagboek maakte vanaf het verschijnen grote indruk en is in veel talen herdrukt.
Pand beschermd tegen sloop
Voor het pand Gabriël Metsustraat 2-6 zijn plannen gemaakt voor sloop en herbouw. Erfgoedverenigingen en maatschappelijke organisaties maakten daar bezwaar tegen. Er kwam een petitie. Eind april startte stadsdeel Zuid een procedure om het pand tot gemeentelijk monument aan te wijzen. Het college heeft dat besluit genomen; het pand wordt nu beschermd en kan niet gesloopt worden.
Wie was Etty Hillersum?
Etty (Esther) Hillesum wordt geboren op 15 januari 1914 in Middelburg. In 1932 gaat ze in Amsterdam rechten studeren. Deze studie sluit ze in 1939 met succes af. Daarna volgt ze een studie Slavische talen in Leiden, die ze niet afmaakt.
Ze komt in contact met de uit Duitsland gevluchte ex-bankier Julius Spier die haar therapie geeft, en aanraadt een dagboek bij te houden. Hij is haar leermeester en ook haar geliefde. Als ze met het dagboek begint, is ze 27 jaar en woont ze aan de Gabriël Metsustraat 6. Daar betrekt ze in 1937 een klein kamertje. Ze blijft er 6 jaar. In 1941 en 1942 schrijft ze 8 schriften vol. Ze is literair begaafd en gaat niet aan de wanhoop en haat, die ze moedig beschrijft, ten onder.
Westerbork
In juli 1942 krijgt ze een baantje als administratief medewerkster bij de Joodse Raad in Amsterdam. Daarna komt ze als sociaal werker in deportatiekamp Westerbork terecht. In augustus 1942 wordt ze zelf opgenomen in het kamp. Ze reist nog een paar maal zonder problemen naar Amsterdam. Vanuit Amsterdam en Westerbork beschrijft ze haar ervaringen in vele brieven. Ze besluit niet onder te duiken en gaat op 6 juni 1943 opnieuw naar Westerbork. In juli 1943 verliest ze haar uitzonderingspositie. Op 7 september 1943 wordt ze met haar familie vanuit Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz. Op 30 november 1943 komt Etty daar door vergassing om het leven.
Inspiratiebron
Het dagboek wordt in 1981 gepubliceerd onder de titel 'Het verstoorde leven'. Ze schrijft over de liefde, haar relaties en vriendschappen, de oorlog en het bestrijden van haatgevoelens. Het dagboek is heel persoonlijk, maar geeft daarnaast ook inzicht in hoe de anti-Joodse maatregelen en deportaties op Joden overkwamen.
Het dagboek blijkt een succes en is in veel talen vertaald. Het is een grote inspiratiebron voor velen. Behalve haar dagboek, zijn er ook 80 brieven nagelaten. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam beheert Etty's dagboeken, brieven, foto's en boeken.