Door middel van het leggen van kaartjes met daarop gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen (=begrip) worden verbanden gelegd. Het aangeven van verbanden gebeurt middels signaalwoorden. Daarmee wordt causaliteit aangebracht, zoals bijvoorbeeld ‘leidde tot’ of ‘maakte mogelijk’.
De leerling wordt gevraagd verbanden te waarderen middels het bijvoegen van signaalwoorden als ‘ingrijpend’, ‘gestaag’ of bijvoorbeeld ‘symbolisch’ (= soort verandering). Er kunnen voor de hand liggende verbanden worden aangegeven, zoals: ‘Stapelmarkt leidde tot Gouden Eeuw’, maar het is interessant de leerling te prikkelen minder voor de hand liggende combinaties te maken. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt in rubrieken als ‘economisch’, ‘sociaal’ en ‘bestuurlijk’ (= kwalificatie).