In de 6e, 7e en 8e eeuw kregen de Noordgermanen last van overbevolking. Het schrale land en de moeilijk te ontginnen gronden dwongen hen het avontuur op te zoeken. Ze leenden zich ook als krijgers in betaalde dienst. Maar het bleek veel interessanter te zijn om zelf een krijgsbedrijf te zijn. Zo kwamen de Noormannentochten in zwang.
Er zijn drie periodes te onderscheiden in deze geschiedenis van de Noormannen:
-handelstochten; de Noormannen kwamen in aanraking met andermans rijkdom, zoals dat van het Frankische Rijk.
-plundertochten; twee eeuwen lang (800-1000) waren ze een verschrikking. Soms kwamen ze met honderden tegelijk. Geliefd doelwit was een klooster of kerk, want daar viel veel buit te
behalen.
-vestiging; de krijgsheren konden met redelijk gemak gebieden veroveren. Grote stukken van Engeland, Ierland, Schotland, Frankenrijk en ook Rusland werden een vestigingsgebied.
IJsland bijvoorbeeld, werd in 861 bij toeval ontdekt en zou een springplank vormen voor Erik de Rode naar Groenland en zijn zoon Leif stak in de 10e eeuw over naar Noord-Amerika – lang voor Columbus.
Met Noormannen werd eerst bedoeld: mensen uit Noorwegen. Later werd het een begrip voor mensen uit het Noorden, zoals Noren, Zweden en Denen. Noormannen worden ook wel Vikingen genoemd. Viking is afgeleid van ‘Vik’, wat fjord betekent. Vikingen is verder het Noorse woord voor ‘strijders ter zee’.
De schoolplaat
De schoolplaat van Isings gaat over de aanval van de Noormannen op Dorestad, een belangrijk handelscentrum in het rijk der Friezen. De stad werd meerdere keren geplunderd (834/835/836).
Op de voorgrond zien we een jarl, een leider van adellijk bloed. Hij draagt een kleurige helm, gewijd aan de god Thor, scharlaken mantel en leren wapenrok. Opvallend is zijn schild, gemaakt van
hout en overtrokken met rood leer en versierd met een zilveren slangenmotief. In zijn rechterhand houdt hij een banier vast, met een zwarte raaf, de vogel van Odin. Als de vaan slap hing, was dat
een slecht voorteken; een wapperende banier betekende een overwinning voor de strijders. Om zijn nek heeft hij een amulet van de god Thor.
Op de voorgrond zien we een buitgemaakte kist (kerkschrijn), met een bronzen beslag, gevuld met kerkschatten. We zien ook een elpenhoorn, die werd gebruikt om de uren af te roepen (de voorloper
van de kerkklok).
Op het achtersteven staat een skald, een heldenzanger. Hij heeft een snareninstrument, de rotta en tokkelt met een plectrum.
De andere Vikingen komen naar het schip met de geplunderde buit. Buitgemaakte zwaarden liggen al op het schip, op één van de zwaarden staat NEMA – spiegelbeeld voor AMEN. De Noormannen zullen
verguld zijn geweest met deze buit, omdat de zwaarden van Franken en Saksen van beter staal waren gemaakt dan die van henzelf. De zwaarden van Noormannen waren namelijk van het slechtere
moerasijzer gemaakt. Bij elke flinke slag met een Noors zwaard was het nodig het met de voet recht te buigen.
Het schip heeft aan de zijkanten schilden, om de roeiers dekking te verschaffen voor onder andere pijlpunten.
Bronnen:
http://www.pitt.edu/~dash/mythlinks.html
http://www.museumdorestad.nl/
J.W. de Jongh, H. Wagenvoort en J.J. Moerman, Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis. De Noormannen voor Dorestad (Groningen, z.j.).