Een jongeman die dienst wilde nemen als soldaat moest zich melden bij een legerhoofdkwartier (principia) in de provincie hoofdstad . Hier vond een interview (probatio) en een medische keuring plaats.
Een dokter onderzocht hem om te kijken of hij minstens 1.75 m lang en gezond (dus ook goede ogen en oren) was. Een officier stelde hem vragen om erachter te komen of hij een echt Romeins burger was en geen misdadiger of weggelopen slaaf. Ook moest de toekomstige soldaat kunnen lezen en schrijven. Was hij goed gekeurd dan was hij probatus en kreeg zijn eerste soldij (viaticum). In de grote hal van het hoofdkwartier stonden de rekruten voor de kapel (aedes). In deze kapel stond de soldijkist en bevonden zich de altaren voor diverse goden en de vaandels en standaarden van de legereenheid. Deze standaarden waren de symbolen voor de trots en moed van de eenheid en werden vereerd als heilige voorwerpen. Hier legden zij voor de eerste keer de eed van trouw af (sacramentum). Tijdens de eed zwoeren de nieuwelingen dapper, gehoorzaam, eerlijk en altijd trouw te zullen zijn.
Letterlijk betekent viaticum reisgeld, waarschijnlijk moest hij dit gebruiken om zich bij zijn eenheid te kunnen voegen. Hier kreeg hij een training van vier maanden, waarna hij het identificatie plaatje (signaculum) kreeg. Hij werd dan signatus genoemd. Nu kon hij in de administratie van het legioen worden opgenomen als soldaat (miles). Pas als hij zijn eed van trouw (sacramentum) opnieuw had afgelegd werd hij als officieel als miles beschouwd.
Bronnen:
Informatie afkomstig van www.gemina.nl