Tegenwoordig klaagt menig Nederlander steen en been over zijn salaris. Dat het echter nog slechter kan bewijst het onderstaand overzicht.
1603 Ongeschoolde arbeider
1604 Ongeschoolde leidekker
1605 Ongeschoolde dagloner
Succesvol koopman
1609 Droogscheerder
1612 Bleker
1620 Leidekker, metselaar
1621 Timmerman
1624 Metselaar
1628 Droogscheerder
1633 Lakenbereider
1640 Pottenbakker
1641 Scheepstimmerman
1645 Leidekker
1646 Zeepzieder
1646 Metselaar
1646 Droogscheerder
1650 Landarbeider
10 tot 13 stuivers per dag
13 stuivers per dag
8 tot 13 stuivers per dag
1500 tot 3000 gulden per jaar
14 stuivers per dag
12 stuivers per dag
20 stuivers per dag
winter 16, zomer 20 stuivers per dag
winter 12, zomer 18 stuivers p. dag
16 stuivers per dag
18 stuivers per dag
17 tot 18 stuivers per dag
20 tot 24 stuivers per dag
winter 18, zomer 20 stuivers p. dag
30 stuivers per dag
20 stuivers per dag
20 stuivers per dag
15 tot 20 stuivers per dag
In de zeventiende en achttiende eeuw was roggebrood het voornaamste voedsel voor de arbeidersklasse. Een echtpaar met drie kinderen verbruikte minimaal drie broden per week tegen zo’n 17 tot 28 stuivers per dag. De prijs van een roggebrood (12 pond), het massavoedsel in 1620, bedroeg 6,5 stuiver. Een kan bier kostte gemiddeld een halve stuiver.
In de zeventiende en achttiende eeuw was roggebrood het voornaamste voedsel voor de arbeidersklasse. Een echtpaar met drie kinderen verbruikte minimaal drie broden per week tegen zo’n 17 tot 28 stuivers per dag. De prijs van een roggebrood (12 pond), het massavoedsel in 1620, bedroeg 6,5 stuiver. Een kan bier kostte gemiddeld een halve stuiver.
Gemiddeld lagen de lonen in havensteden als Amsterdam en Rotterdam wat hoger dan de rest van het land. Het dagloon voor een Amsterdams arbeiders was rond 1600 14 stuivers en rond 1650 zo’n 20 stuivers. De werkdagen begonnen ’s zomers om vier of vijf uur bij het opkomen van de zon en duurde tot negen uur ’s avonds. In de winter waren de werkdagen beduidend korter (van zes of zeven uur ’s ochtend tot ongeveer zeven uur ’s avonds). Het loon lag in de winter dus ook behoorlijk lager.
Leden van de arbeidsklasse waren herkenbaar aan het ‘gezinsloonmodel’. Dit wil zeggen dat ieder gezinslied werk tegen inkomen moest verrichten voor de rest van het gezin. Scholing en vrije tijd was dan ook een niet bekende luxe bij leden van deze klasse.
Ondanks de voor de moderne mens, erbarmelijke omstandigheden van de arbeidersklasse in de zeventiende en achttiende eeuw, was Nederland een aantrekkelijk land vanwege de redelijk hoge lonen. Veel buitenlanders (met name Duitsers, Denen en Fransen) stroomden dan ook richting het rijke Holland. De gilden (verbond van vakbroeders) in deze steden, sloten zich echter af voor de toevloed. Hierdoor werden vele buitenlandse arbeiders gedwongen zich met criminele activiteiten in leven te houden.