Het Chinese rijk was rond 1900 in diep verval geraakt. De keizer leefde in een wereld van pracht en praal, maar had in de praktijk weinig meer te zeggen. De keizerin-weduwe was degene die de touwtjes in handen had. Zij was echter niet van plan om te moderniseren. Van hervormingen wilde ze niets weten. Tijdens oorlogen met westerse mogendheden was duidelijk gebleken dat het grote China niet was opgewassen tegen moderne strijdtechnieken.
Op het platteland was nauwelijks sprake van verandering. Steden en achterland waren in feite in handen gekomen van buitenlanders, zoals Fransen en Engelsen. Chinezen vonden dit een vernedering, maar ze konden er niets tegen doen. Toen de keizerin-weduwe in 1908 stierf dreigde chaos en opstand in China.
Kwomintang
Sun Yat-Sen riep in 1912 de revolutie uit in de stad Kanton (ten noorden van Hong Kong). Hij riep een Chinese Republiek uit. Sun kreeg steun van studenten, rijke steden en Chinese emigranten in de Verenigde Staten. Hij noemde zijn partij de Kwomintang, nationale volkspartij. De revolutionair wilde een einde maken aan de vernedering van China door de buitenlandse mogendheden. Eén van de strijdpunten was de macht van de grootgrondbezitters te breken en zo de armoede op het platteland te verhelpen.
Chiang Kai-shek
De Kwomintang kreeg steun uit de Sovjet-Unie en op die manier wist Chiang Kai-shek (opvolger van Sun in 1925) een modern leger op te bouwen. In drie jaar tijd wist Chiang geheel China onder zijn gezag te brengen. Al snel gedroeg hij zich als een dictator.Onder Chiang werden wegen en spoorlijnen aangelegd, waarvan vooral de steden profiteerden. Op het platteland bleef sprake van armoede en uitbuiting. Het leidde zelfs tot hongersnoden. Toen Japan vanaf 1937 oorlog ging voeren tegen China, nam de ellende nog meer toe.
Tijdens de oorlog tegen Japan had de Kwomintang samengewerkt met een andere politieke groepering; de communisten. Maar toen Japan in 1945 capituleerde gingen ze onderling strijd voeren. De communisten waren populair onder het gewone volk en werden gesteund vanuit de Sojvet-Unie. Vanuit het Noorden van China wisten ze terrein te veroveren op het Zuiden. En in 1949 kon de leider van de communisten, Mao Zedong, de Volksrepubliek China uitroepen. Tegenstander Chiang had zich teruggetrokken op het eiland Taiwan en werd gesteund door de Verenigde Staten.
Al in 1921 was de communistische partij in China opgericht. Intellectuelen en steden hadden zich bij deze beweging aangesloten. Ze waren geïnspireerd door de Russische Revolutie in 1917 waarbij arbeiders de macht hadden overgenomen van de Russische tsaar.
Mao Zedong
Chiang probeerde in 1927 de communisten uit te schakelen. Industriearbeiders in de steden bleven de Kwomintang trouw. Maar Mao Zedong wist zich met succes te verzetten. Hij geloofde dat de toekomst niet lag bij de industriearbeiders, maar bij de boeren. In 1934 wist hij met een gevolg van 100.000 mannen, vrouwen en kinderen te ontsnappen aan een omsingeling van het leger van Chiang; het werd een 16.000-kilometer lange ontsnappingstocht naar een afgelegen gebied in het Noorden. Van de 100.000 mensen overleefden slechts 16.000! Deze ‘Lange Mars’ maakte het leiderschap van Mao onbetwistbaar. Vervolgens schakelde hij Chang uit en riep op 1 oktober 1949 de Volksrepubliek China uit in Peking.
Grote Sprong Voorwaarts (1958-1962)
Mao werkte vervolgens aan het opbouwen van een communistische staat. Door de verwoestende oorlog tegen Japan was veel op te bouwen; havens, fabrieken en spoorlijnen moesten worden hersteld. Ze kreeg daarbij steun van de Sovjet-Unie. De Verenigde Staten bleef de Kwomintang steunen. Duizenden Russische technici hielpen vervolgens de Volksrepubliek China. Er werd gewerkt aan de opbouw van een zware industrie en boeren kregen te maken met collectief landbezit.
Honger en armoede bleven bestaan. Het opbouwen van een zware industrie kan een arm land niet meteen rijker maken. De oogsten op het platteland vielen tegen. Rond 1960 waren 20 miljoen mensen gestorven aan honger. Schattingen over het aantal slachtoffers lopen uiteen. Sommigen spreken zelfs van 40 miljoen doden. Het werken in zogenaamde ‘volkscommunes’, waarbij boeren in gemeenschappen van circa 20.000 mensen leefden en werkten, was een ramp. Deze boeren kregen opgelegd welke gewassen ze moesten verbouwen en welke prijzen ze moesten vragen. De boeren mochten zelfs niet zonder toestemming verhuizen.
Tussen China en de Sovjet-Unie kwam het tot een breuk. Vanaf 1960 probeerde China haar eigen koers te varen.
Culturele Revolutie (1966-1976)
Mao Zedong, voorzitter van de Chinese Communistische Partij en in feite alleenheerser, besloot in 1966 een 'Culturele Revolutie' op de zetten. Alle jongeren vanaf 10 jaar organiseerde hij in een 'Rode Garde'. Deze zogenaamde gardisten moesten de communistische revolutie van Mao uitdragen. Er werd een haatcampagne tegen de intellectuelen gevoerd. Er moest afstand worden genomen van het verleden; tempels, schilderijen en kunstwerken uit het verleden werden vernield. De waarheid konden de 'Rode Gardisten' lezen in het 'Rode Boekje' van Mao. Daarin stonden de uitspraken van de Grote Roerganger gebundeld. De Culturele Revolutie leidde tot chaos en miljoenen doden.
Deng Xiaoping
Rond 1970 probeerden Chinese leiders de contacten met het Westen te verbeteren, ook de relatie met de Verenigde Staten. Het kapitalistische en democratische Amerika had grote moeite met het communistische China. Voorzichtig werd geprobeerd de banden te herstellen. China had afstand genomen van de Sovjet-Unie en probeerde door toenadering met Amerika kapitaal en technologie te kunnen verkrijgen voor hervormingen in eigen land.
In april 1971 kreeg een Amerikaans tafeltennisteam toestemming om op tournee te gaan door China. In februari 1972 bezocht de Amerikaanse president Richard Nixon de stad Peking. Daarmee was het isolement van China in de wereld doorbroken. Het had zich de afgelopen decennia namelijk volledig afgesloten van de buitenwereld. Het land werd opengesteld voor westerse zakenlui en toeristen. Chinese sporters, maar ook studenten en technici konden op hun beurt naar het buitenland.
Na de dood van Mao in 1976 (zijn positie was al een paar jaar wankel) nam Deng Xiaoping de macht over. Hij hervormde het land. De hervormingen van Deng Xiaoping worden ook wel de 'Vier Moderniseringen' genoemd (1978) en zijn: landbouw, industrie, wetenschap en technologie, en defensie. De Vijfde Modernisering is de wens voor meer democratie. Tot op de dag van vandaag is er een spanning tussen de koers van de Chinese communistische partij en de wens tot verdere democratisering.
Tiananmen
Deze wens leidde in juni 1989 tot een protest op het Plein van de Hemelse Vrede, het Tiananmenplein. Naar schatting een miljoen studenten en burgers protesteerden voor meer hervormingen. Deze demonstratie werd met harde hand neergelslagen. Hoeveel slachtoffers er zijn gevallen, is niet bekend. Wel werden een aantal leiders van de opstand opgepakt en ter dood veroordeeld.
Na het overlijden van Deng Xiaoping in 1997 heeft de economie zich van China zich steeds verder ontwikkeld. Tegenwoordig wordt China ook wel gezien als ‘Werkplaats van de wereld’. Daarnaast is recentelijk gebleken dat China een nieuwe economische en humanitaire koers gaat varen. Economische en mensenrechtelijke hervormingen in het belang van het individu worden in gang gezet.